Nu duurzaamheid een van de belangrijkste uitdagingen wordt voor consumenten en bedrijven, zien Brusselse horecazaken almaar meer ecologische en ethische labels opduiken. Maar hoe kiest u het meest geschikte label voor uw etablissement? Wat voor voordelen brengt het behalen van dit soort certificeringen met zich mee en zijn er ook nadelen aan verbonden? Rob Renaerts, de oprichter van de vzw CODUCO, begeleidt horecazaken in hun transitie naar een duurzamere aanpak en geeft graag wat meer uitleg.
Eerste etappe uit overtuiging
Voor Rob Renaerts wordt de beslissing om over te stappen op duurzaamheidslabels om te beginnen vaak ingegeven door een persoonlijke overtuiging. “Mensen die bijvoorbeeld Fair-Trade koffie serveren, doen dat omdat ze goede arbeidsomstandigheden in hun zaak willen bevorderen”, steekt hij van wal. Deze aanpak is in veel gevallen de eerste stap op weg naar officiële erkenning van de inspanningen die het etablissement levert om duurzamer eten aan te bieden.
Restauranteigenaren kunnen er dus inderdaad voor kiezen om met biologische of producten uit de eerlijke handel te werken. Om dat op een legale manier duidelijk te maken aan de klanten, is een officiële certificering nodig. “Je kunt enkel beweren dat je uitsluitend met biologische groenten werkt, als je beschikt over de bijbehorende certificering”, geeft Rob Renaerts aan. Op die manier zijn labels zowel een kwaliteitsgarantie voor klanten als een communicatiemiddel voor restauranthouders.
Brede waaier beschikbare labels
Er is een enorm aantal duurzaamheidslabels en dat kan soms complex lijken voor de sector. Sommige van de beschikbare opties richten zich op specifieke aspecten van duurzaamheid, terwijl andere een meer globale benadering hebben. Rob Renaerts verwijst bijvoorbeeld naar het Organic Farming-label dat gebaseerd is op gemeenschappelijke Europese wetgeving, evenals het MSC-ASC-label voor duurzame visserij en nationale labels zoals Label Rouge in Frankrijk, dat minder bekend is in België.
Labels zijn zowel een kwaliteitsgarantie voor klanten als een communicatietool
In eigen land is het ‘Good Food’-label van Leefmilieu Brussel uitgegroeid tot een referentie voor Brusselse etablissementen. In het vorige nummer van Be Horeca hadden we het er al uitgebreid over en “het blijkt van onschatbare waarde voor wie zijn duidelijke engagement voor duurzaamheid wil aantonen en tegelijkertijd lokale erkenning wil meepikken”, benadrukt Rob Renaerts.
Tijd en geld
Ondanks de voor de hand liggende voordelen van labels zullen sommige uitbaters aarzelen alvorens aan het proces te beginnen, en terecht. “Mensen in onze sector hebben weinig tijd en staan onder druk. Ik denk dat dit de laatste tijd nog meer het geval is”, aldus Rob Renaerts. “De noodzaak om dossiers in te vullen, facturen bij te houden en te voldoen aan strenge voorschriften kan een belasting zijn voor restauranthouders die het toch al druk hebben met het dagelijks beheer van hun zaak.”
Bovendien kan het behalen van een label of certificering een aanzienlijke investering vragen, zowel op financieel vlak als in tijd. Sommigen zullen ze dan ook als overbodig beschouwen, vooral als hun klanten al vertrouwen hebben in de kwaliteit van de producten die ze aanbieden. “Als ik de restauranthouder ken en weet dat hij of zij goede producten op het menu zet, hoef ik niet te weten dat hij of zij ook een certificering heeft”, merkt Rob Renaerts op.
Strategisch en concurrentievoordeel
Ondanks deze uitdagingen kan een label een belangrijk concurrentievoordeel opleveren. Niet alleen kan het klanten geruststellen over de kwaliteit en ethiek van de gebruikte producten, het kan ook deel uitmaken van een bredere duurzaamheidsstrategie. Rob Renaerts licht toe: “Door aan te sluiten bij de voorbeeldstrategie zoals de Shifting Economy ze promoot, kunnen bedrijven toegang krijgen tot hogere subsidies en bonussen, een belangrijk voordeel in de economische context die toch wel moeilijk kan zijn voor de sector”. (Zie ons kaderstuk over de Shifting Economy en de voorbeeldaanpak van het Brussels Gewest).
Duurzaamheid op maat
In dit opzicht is het cruciaal om goed op de hoogte te zijn van de mogelijkheden die de verschillende labels bieden en om diegene te kiezen die het beste overeenkomen met de waarden en de visie van uw bedrijf. “De activiteit van het etablissement speelt een grote rol: zetten ze veel vegetarische gerechten op het menu? Zijn ze biologisch? Vinden ze eerlijke handel belangrijk?”, adviseert Rob Renaerts. Elk etablissement moet zijn eigen weg naar duurzaamheid vinden door te kiezen voor de labels die zijn specifieke inspanningen in de verf zetten.
Als een Brussels etablissement een duurzaam label selecteert, is die keuze het resultaat van een denkoefening op basis van zijn overtuigingen, middelen en commerciële doelstellingen. Hoewel dit proces complex en tijdrovend kan lijken, biedt het reële voordelen op het vlak van geloofwaardigheid, communicatie en financiële steun. Zoals Rob Renaerts besluit: “Iedereen die bijdraagt en werkt aan een van de duurzame pijlers, levert al een geweldige inspanning. Maar hoe meet je dat? Helaas is het geen exacte wetenschap.”
Meer financiële steun voor voorbeeldige Brusselse bedrijven
In het kader van de Shifting Economy van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest kunnen Brusselse bedrijven die zich onderscheiden door hun sociaal of milieu-engagement rekenen op een verhoging van de gewestelijke financiële steun tot 45%.
Wat is een voorbeeldbedrijf?
Een bedrijf wordt als “voorbeeldig” beschouwd als het bijdraagt tot milieudoelstellingen (recyclage, koolstofneutraliteit, bescherming van de biodiversiteit) of sociale doelstellingen (kwaliteitsvolle tewerkstelling, diversiteit in de teams, goed bestuur). Concreet gaat het bijvoorbeeld om ondernemingen met een door het Brussels Gewest erkend label (Ecodynamische Onderneming, GoodFood, Bcorp, Sociale Onderneming), winnaars van een projectoproep gesteund door het Gewest (Women in business, BeCircular), ondernemingen die mensen helpen om zich opnieuw te integreren in de arbeidsmarkt of werkzoekenden opleiden.